Hoewel Martinali niet was opgeleid als docent, gingen de borduurcursussen hem natuurlijk af. Naar men zei vloekte en tierde hij oude gewoonten er hardhandig uit en liet hij zijn cursisten weten dat er ‘meer in hen zat’. Eind jaren veertig gaf hij zijn eerste cursussen Vrije Expressie, samen met kunstenaar Jan van Gemert. In de jaren 50 startte hij met lessen Kunstzinnige Textielbewerking. De cursisten van het eerste uur kwamen uit de Walsberg, waar Martinali destijds woonde. Al snel breidde de kring zich uit. Hoeveel cursisten hij in de loop der jaren opleidde is niet precies bekend, maar het moeten er honderden zijn geweest, verdeeld over beginners- en kadercursussen. Het tijdschrift Margriet wijdde in 1966 een artikel van maar liefst twaalf pagina’s aan de eigenzinnige kunstenaar en zijn cursussen. Daarna kwamen zijn leerlingen uit het hele land.
De meeste cursisten hadden op school geleerd om ‘keurig’ te borduren. Maar Martinali droeg hen op ‘alles dat ze bij de nonnen hadden geleerd te vergeten’ en liet hen kennis maken met de artistieke kant van borduren. Hij stimuleerde hen om vrij te denken. De kunstenaar gaf zelf het goede voorbeeld. Zijn borduurtechniek was onconventioneel en hij gebruikte materialen door elkaar voordat ‘mixed media’ een begrip was. Er werd, zeker door de beginners, veel naar zijn ontwerpen gewerkt. Zo ontstond de ‘scuola Martinali’, een groep van trouwe cursisten die in de beeldtaal van de meester gewerkt hebben. Het Italiaanse begrip ‘scuola’ gebruikte Martinali ook om reclame voor zijn cursussen te maken. In 1978 stopten de lessen. Maar zijn cursisten vergaten hem niet. Een aantal van hen ging zelf les geven. En veel van het werk dat ze maakten is met liefde bewaard. Zo kan De Wieger in De Ateliers een mooie selectie laten zien.
Willi Martinali (Beek en Donk 1924-1983 Deurne) was een man met vele kanten en talenten. Als een ware ‘homo universalis’ had hij niet alleen artistiek en muzikaal talent, maar was ook thuis in de astronomie, het handlezen, tarotkaarten en bezat de gave mensen te doorzien. Via omzwervingen bij onder meer het circus, kwam hij in 1942 in Deurne terecht. Geïnspireerd door onder andere Hendrik Wiegersma, begon hij met schilderen. De Madonna’s die hij maakte, hingen in menig woonkamer. Martinali had al lang een voorliefde voor textiel. In zijn huis stond een kast vol lapjes en er hingen kelims en Koptische weefsels. Toch kwam de textielkunst per toeval op zijn pad: tijdens een ziekenhuisopname in 1950 mocht hij niet schilderen, maar wel borduren. Hij raakte in de ban van de vele mogelijkheden van het medium. Vanaf dat moment borduurde hij waar hij kon. Niet alleen thuis, maar ook in de openbare ruimte kon hij – wars van conventies – werkte hij. Zijn garens verfde hij het liefst zelf, met planten, kruiden en boombast die hij vond in de bossen rond zijn huis.
In Museum De Wieger staat al meer dan vijftig jaar het buitengewone verhaal van Hendrik Wiegersma (1891-1969) centraal: een huisarts met een markante persoonlijkheid, die zich daarnaast ontwikkelde tot een belangrijke expressionistische schilder. Zijn huis werd een ontmoetingsplek voor kunstenaars zoals Adya en Otto van Rees, Valentine Prax, Ossip Zadkine en Moissey Kogan. Het accent van de museumcollectie ligt op Nederlandse kunst uit de eerste helft van de 20ste eeuw. Tot de topstukken behoren werken van onder meer Charley Toorop, Jan Sluijters, Leo Gestel, Jan Mankes en Else Berg. Naast De Wieger ligt het beroemde ‘tuinpad van mijn vader’ waarover Wim Sonneveld zingt in het lied Het Dorp. In De Wieger zijn altijd verschillende wisseltentoonstellingen te zien. Koffie drinken kan in de museumtuin, met uitzicht op ‘de hoge bomen’.