door

Zwart in dienst van Oranje

Afrikaanse soldaten in Nederlands Indië

archief oud artikel 10 mei 2005 Amsterdam, Noord-Holland De ‘Zwarte Hollanders' van het Koninkrijk Nederlands Indisch Leger worden niet vergeten. Van 13 mei tot en met 4 september 2005 is in de Galerie van het Tropenmuseum in Amsterdam een bijzondere expositie te zien. De tentoonstelling vertelt het verhaal van hun vertrek uit Afrika, hun ervaringen in Nederlands Indië en de komst van hun nazaten naar Nederland. Historische documenten, prachtige oude foto's en persoonlijke familieverhalen geven samen een beeld van een bijna vergeten geschiedenis.

Aan het begin van de 19de eeuw had het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL) te kampen met een chronisch tekort aan vrijwilligers uit Europa. Weliswaar bestond ongeveer de helft van het KNIL uit inlandse troepen, maar uit veiligheidsoverwegingen mocht hun aandeel niet groter worden. Een oplossing zocht men aan de West-Afrikaanse Goudkust, het tegenwoordige Ghana. Afrikanen, zo dacht men in Den Haag, zijn goed bestand tegen vermoeienissen en ziekten in een tropisch klimaat, en zullen zich niet verbroederen met Aziaten. In 1835 reisde een groep van 150 Afrikanen af naar Batavia. De soldaten voldeden goed, maar de werving verliep erg traag. Daarop sloot het Ministerie van Koloniën een verdrag met de koning van de Ashanti. Krijgsgevangenen en slaven konden hun eigen vrijheid kopen met een voorschot op hun soldij, om vervolgens KNIL-soldaat te worden. Arthur Japin schreef in zijn roman De Zwarte met het Witte Hart al over het dramatische levensverhaal van de twee Ashanti prinsen die met de Nederlandse generaal Verveer mee terugkeerden naar Nederland. De tentoonstelling Zwart in dienst van Oranje laat de ándere kant van dat verhaal zien: de lotgevallen van de Afrikaanse soldaten.

Tussen 1831 en 1872 belandden ruim 3.000 soldaten in Nederlands Indië. De meeste van hen overleden tijdens hun diensttijd. Enkele honderden keerden terug naar Afrika. De overigen vestigden zich met hun inlandse vrouw en hun Indo-Afrikaanse kinderen op Java. In deze Indo-Afrikaanse gemeenschappen werd de militaire dienst een traditie die van vader op zoon overging. Na de onafhankelijkheid van Indonesië trokken de meeste nazaten naar Nederland, waar de Belanda Hitam (Zwarte Hollanders) de onderlinge banden onderhouden in hun stichting Indo-Afrikaans Kontakt (IAK). Bij de herontdekking van de Afrikaanse ‘roots' werd voor het eerst contact gelegd met Ghanese afstammelingen van de Afrikaanse KNIL-soldaten, die in 2003 in Elmina een klein Elmina-Java museum openden.

De expositie is ontstaan in nauwe samenwerking met de nazaten, onder meer verenigd in het Indo Afrikaans Kontakt (IAK) en met het Afrika-Studiecentrum. Naar aanleiding van de tentoonstelling organiseert het IAK een speciale reünie op zaterdag 14 mei van 14.00 tot 19.00 uur in het Tropenmuseum.

Redactioneel - Laatst gewijzigd: 2011-05-09 10:46:50 · Gepubliceerd: 10 mei 2005 - 1601